Intrekking erkenning FresQ niet geschorst

In een uitspraak van 20 december 2013 heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBb) geweigerd de intrekking van de erkenning van FresQ te schorsen.

Casus

FresQ is een coöperatie voor telers van groenten en fruit. In die hoedanigheid was FresQ erkend als producentenorganisatie (PO), ook wel aangeduid als telersvereniging, in de zin van de Gemeenschappelijke marktordening (GMO) in de sector groente en fruit. Bij besluit van 23 augustus 2013 (het intrekkingsbesluit) heeft het Productschap Tuinbouw (PT) de erkenning van FresQ met ingang van 1 januari 2010 ingetrokken. Aansluitend heeft het PT bij besluiten van 25 september 2013 (de terugvorderingsbesluiten) een deel van de GMO-steun voor 2010, 2011 en 2012 ingetrokken en met rente teruggevorderd. Daarnaast zijn verschillende aanvragen van FresQ die strekken tot of gericht zijn op uitbetaling en toekenning van GMO-steun vanaf 2012 afgewezen. FresQ heeft tegen het intrekkingsbesluit en de terugvorderingsbesluiten bij het PT bezwaar gemaakt. Verder heeft FresQ de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven  (CBb) verzocht om het intrekkingsbesluit en de terugvorderingsbesluiten bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen. De voorzieningenrechter van het CBb heeft deze voorlopige voorziening geweigerd.

Belangenafweging

Het feit dat een besluit een financieel belang vertegenwoordigt, is onvoldoende reden om een voorlopige voorziening te vorderen. In het kader van de belangenafweging kan het treffen van een voorlopige voorziening echter wel in beeld komen indien het financiële belang van dien aard is dat de vermogenspositie van de betrokken onderneming zodanig wordt aangetast dat de bedrijfsvoering hierdoor in de problemen zou kunnen komen.

In totaal heeft het PT circa 42 miljoen euro van FresQ teruggevorderd. Ter zekerstelling van de betaling van dit bedrag heeft het PT conservatoir beslag gelegd op het kantoorpand van FresQ, bankrekeningen van FresQ en vorderingen van FresQ op derden, alsmede dwangbevelen uitgevaardigd. Het PT beschikt daarmee over een executoriale titel om de betaling van het bedrag af te dwingen. Daarnaast heeft de Belastingdienst een vordering van circa 1,7 miljoen euro op FresQ, voor de betaling waarvan eveneens dwangbevelen zijn uitgevaardigd.

FresQ heeft gesteld dat zij thans over onvoldoende financiële middelen beschikt om na een eventuele uitwinning van de gelegde beslagen door het PT ook de vordering van de Belastingdienst te kunnen voldoen. Zij vreest daarom dat indien het PT als eerste tot executie overgaat, de Belastingdienst haar faillissement zal aanvragen. Met name omdat de financiële positie van FresQ niet duidelijk is, acht de voorzieningenrechter het allerminst zeker dat deze door FresQ gevreesde situatie zich zal voordoen. De voorzieningenrechter is daarom van mening dat de door FresQ gestelde dreiging onvoldoende concreet is om het treffen van een voorlopige voorziening te kunnen rechtvaardigen.

Rechtmatigheid

Er kan ook reden zijn om een voorlopige voorziening te treffen indien, ook zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten of het recht, ernstig dient te worden betwijfeld of het intrekkingsbesluit en de terugvorderingsbesluiten de toetsing van de rechtmatigheid daarvan kunnen doorstaan.

FresQ heeft in verband hiermee op de eerste plaats gesteld dat het PT niet bevoegd is om de terugvorderingesbesluiten te nemen. Het PT zou slechts de bevoegdheid hebben om GMO-steun te verstrekken. De voorzieningenrechter volgt deze stelling niet. Uit de uitspraak van 6 september 2013 van het CBb volgt duidelijk dat het PT ook bevoegd is GMO-steun met rente terug te vorderen indien achteraf wordt vastgesteld dat een producentenorganisatie niet aan de erkenningsvoorwaarden voldeed.

Op de tweede plaats heeft FresQ gesteld dat het schorsingsbesluit evident onrechtmatig is omdat geen sprake is van een aan haar toe te rekenen ernstige inbreuk op de erkenningscriteria. Het PT heeft dit bestreden en betoogd dat uit twee onderzoeken die de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) in zijn opdracht heeft uitgevoerd volgt dat bij FresQ sprake is van ernstige schendingen van de erkenningseisen. Fresq wordt met name verweten dat zij onvoldoende regie heeft gevoerd op de afzet van de producten van haar leden en op de totstandkoming van de aan haar leden uitbetaalde prijzen.

Na kennisneming van de rapporten van de NVWA en van de in haar bezwaarschrift tegen het intrekkingsbesluit door FresQ daartegen ingebrachte argumenten, stelt de voorzieningenrechter dat zij niet tot de overtuiging is gekomen dat van een inbreuk als vastgesteld door het PT geen sprake was en evenmin dat de intrekking en de daarop gebaseerde terugvorderingsbesluiten om andere redenen onmiskenbaar onrechtmatig zijn. Opmerkelijk is overigens dat de voorzieningenrechter niet overweegt de door het PT vastgestelde inbreuk op de erkenningsregels kwalificeert als een ernstige overtreding. De voorzieningenrechter had simpelweg kunnen verwijzen naar de hiervoor reeds aangehaalde uitspraak van 6 september 2013 waar een vergelijkbare door producentenorganisatie Batavia gepleegde inbreuk op de erkenningscriteria als een ernstige overtreding werd aangemerkt.

Opheffing PT

Met ingang van 1 januari 2014 zijn de taken en bevoegdheden van het PT overgedragen aan de Minister van Economische Zaken. Dit heeft echter geen gevolgen voor de erkenningscriteria van producentenorganisaties. Dus ook voor de huidige situatie is de onderhavige uitspraak nog steeds relevant.

Eric Janssen, advocaat GMO-recht

door | 07 februari 2014 | GMO

Gerelateerde artikelen

ZOEKEN

MIJN VAKGEBIED