Batavusdealer van internet gefietst

Fietsenhandelaren hadden Batavus min of meer gedwongen de distributieovereenkomst met een internethandelaar te beëindigen. De internethandelaar pikte dit niet en begon een rechtszaak. Onlangs besliste de Hoge Raad In een arrest van 16 september 2011 besliste de Hoge Raad dat deze opzegging van de distributieovereenkomst mogelijk in strijd is met de Mededingingswet (Mw).

De casus

Vriend´s Tweewielercentrum Blokker V.O.F. (hierna: Vriend’s) houdt zich onder de naam Fietsplein bezig met de detailhandel in en reparatie van fietsen en accessoires. De fietsen worden voornamelijk verkocht via de eigen webwinkel verkocht. In de periode van 1990 tot en met 2001 bestond tussen Vriend’s en Batavus een handelsrelatie. Vriend’s verkocht de fietsen via zijn webshop tegen aanzienlijk lagere prijzen dan andere handelaren in Batavus-fietsen. Batavus heeft de handelsrelatie met Vriend’s zonder opgave van redenen opgezegd. Batavus was hiertoe overgegaan onder druk van concurrenten van Vriend’s, onder wie met name de in Euretco Tweewielers B.V. (hierna: Euretco) verenigde fietshandelaren. Euretco (later Biretco) was een inkoopcombinatie, die destijds ongeveer 20.000 fietsen per jaar van Batavus afnam, dat wil zeggen 10% van de totale omzet van Batavus.

Vriend’s legde zich niet neer bij de opzegging van de distributieovereenkomst en er volgden, in meerdere instanties, diverse kort geding procedures. Uiteindelijk besloot Batavus een selectief distributiestelsel in te voeren. Het zal niet verbazen dat Vriend’s niet tot dit stelsel werd toegelaten. Maar omdat de rechter Batavus verbood om haar dealers een doorleververbod jegens Vriend’s op te leggen, kon Vriend’s nog steeds Batavus-fietsen afnemen van Batavus-dealers. In de bodemprocedure die Vriend’s tegen Batavus aanspande stonden een aantal vragen centraal:

  1. Hadden Batavus en Vriend’s een distributieovereenkomst gesloten?
  2. Was opzegging van de distributieovereenkomst een eenzijdige handeling van Batavus of het sluitstuk van een onderling afgestemde feitelijke gedraging?
  3. Was de opzegging van de distributieovereenkomst nietig wegens strijd met de Mededingingswet?

Distributierelatie

Batavus bestreed dat er sprake was van een duurovereenkomst. Er zou immers geen sprake zijn geweest van aanbod en aanvaarding. De Hoge Raad volgde dit verweer niet. Allereerst wijst de Hoge Raad erop dat hoewel, gelet op artikel 6:217 lid 1 BW, een overeenkomst in het algemeen tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan, dit niet steeds het geval behoeft te zijn. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt volgens de Hoge Raad namelijk dat artikel 6:217 lid 1 BW slechts de normale wijze van totstandkoming weergeeft. In enkele bijzondere gevallen kan men wegens de gelijktijdigheid der wederzijds afgelegde verklaringen of om andere redenen niet zeggen, dat de ene verklaring een aanbod, de andere een aanvaarding is. Onder verwijzing naar zijn arrest van 21 december 2001 overweegt de Hoge Raad daarom dat het antwoord op de vraag of een overeenkomst tot stand is gekomen, afhankelijk is van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten afleiden. Aanbod en aanvaarding hoeven niet uitdrukkelijk plaats te vinden; zij kunnen in elke vorm geschieden en kunnen besloten liggen in een of meer gedragingen. Aldus waren Rechtbank en Gerechtshof terecht tot de conclusie gekomen dat er een duurovereenkomst tussen Vriend’s en Batavus tot stand was gekomen. Batavus had immers niet betwist dat er sprake was van een langdurige handelsrelatie tussen partijen. Bovendien had Batavus erkend dat Vriend’s ten tijde van de opzegging als haar distributeur of dealer kon worden beschouwd.

Onderling afgestemde feitelijke gedraging

Batavus had aangevoerd dat de opzegging een eenzijdige handeling was die niet wegens strijd met de Mededingingswet nietig kon zijn. Ook dit verweer volgde de Hoge Raad niet. Het Gerechtshof Leeuwarden had de opzegging terecht aangemerkt als het sluitstuk van een tussen Batavus en de fietsenhandelaren afgestemde feitelijke gedraging. Batavus had volgens de Hoge Raad immers onder druk van genoemde fietsenhandelaren de relatie met Vriend’s beëindigd met als doel een einde te maken aan de prijsconcurrentie die de fietsenhandelaren ondervonden van Vriend’s.

Nietigheid opzegging

Volgens Batavus had de opzegging geen mededingingsbeperkende strekking, zoals het Gerechtshof Leeuwarden had geoordeeld. Bovendien was Batavus van mening dat het Gerechtshof niet had onderzocht of de opzegging merkbaar beperkte.

Onder verwijzing naar punt 11, sub 2 aanhef en onder a van de Bagatelbekendmaking van de Europese Commissie, had het Gerechtshof Leeuwarden overwogen dat restricties die op zich of in combinatie met andere factoren waarover partijen controle hebben direct of indirect tot doel hebben de beperking van de mogelijkheden van de afnemer tot het vaststellen van zijn verkoopprijs moeten worden aangemerkt als een doelbeperking. Omdat de feitelijke handelingen van Batavus en de fietsenhandelaren tot doel hadden de concurrentie door Vriend’s te beperken, was de opzegging van de distributieovereenkomst te beschouwen als een doelbeperking. De Hoge Raad volgt het Gerechtshof Leeuwarden hierin.

Ten aanzien van de merkbaarheid ging het volgens de Hoge Raad echter fout. Het Gerechtshof had namelijk geoordeeld dat het niet noodzakelijk was te onderzoeken of opzegging merkbaar beperkte. Volgens Batavus was dit oordeel onjuist. Hierin volgt de Hoge Raad Batavus. Bij een doelbeperking hoeven de gevolgen daarvan op de relevante markt niet meer of niet meer volledig te worden onderzocht. Onder verwijzing naar onder andere zijn arrest van 16 januari 2009 rechtvaardigt vorenbedoeld uitgangspunt volgens de Hoge Raad in zijn algemeenheid echter niet de conclusie dat het merkbaarheidsvereiste dan in het geheel niet meer zou gelden. Zonder enig kenbaar nader onderzoek had het Gerechtshof Leeuwarden niet kunnen oordelen dat een concurrentiebeperking altijd reeds als merkbaar dient te worden gekwalificeerd wanneer sprake is van een doelbeperking. Op dit punt vernietigt de Hoge Raad het arrest van het Gerechtshof Leeuwarden en verwijst de zaak voor verdere behandeling naar het Gerechtshof Arnhem.

door | 24 oktober 2011 | Mededinging & Marktregulering

Gerelateerde artikelen

ACM boete voor aannemer wegens prijslenen

ACM boete voor aannemer wegens prijslenen

De Autoriteit Consument en Markt (AMC) heeft in een besluit van 28 februari 2024 een aannemer beboet wegens prijslenen (ook wel ‘cover pricing’ genoemd). Het besluit is vooral lezenswaardig vanwege de wijze waarop de clementieregeling is toepast. Hoewel de ACM ten...

Lees meer

ZOEKEN

MIJN VAKGEBIED